De luias wordt gebruikt om zakken graan de molen in te hijsen (luien).
De techniek van de molen
Klik op een onderdeel om er meer over te weten te komen
De biotoop
De historie van de molen
Over de oudste geschiedenis van de Doesburgermolen is nog niet al te veel bekend.
Als bouwjaar of oudste vermelding worden diverse jaartallen genoemd: 1401, 1471, 1507. Geen van deze jaartallen staat vast.
In het algemeen kunnen we vaststellen dat in Ede en omgeving al vroeg windmolens voorkomen.
In 1401 is al sprake van het windrecht in de ambten Garderen, Kootwijk en Ede.
Dit impliceert dat er toen al windmolens geweest moeten zijn.
In Ede zelf heeft zeker in de 15e eeuw al een molen gestaan; deze werd in december 1467 door vijandelijke troepen in brand gestoken.
Waarschijnlijk was dit een voorganger van de Concordiamolen aan de Molenstraat.
Waarschijnlijk wordt de Doesburgermolen bedoeld als in 1553 ene Jutte van Estveld opdracht krijgt haar rosmolen af te breken en haar graan voortaan uitsluitend te laten malen in de windmolen van Ceelman van Ommeren.
In 1568 is de molen te zien op de kaart van Christiaan s'Grooten, en in 1655 op de kaart van Nicolaas Geelkercken.
In 1595 blijkt de molen gezamenlijk bezit te zijn van Ceelman van Ommeren, schout van Ede, en Gijsbert Barner.
De molenaar is in 1623, samen met zijn collega's uit Renswoude en Veenendaal, aan het protesteren tegen de bouw van een tweede molen in het ambt Ede. Dit zou betekenen dat er op dat moment op dat moment ook geen voorganger van de Concordiamolen was.
Het oudste onderdeel van de molen, de standerd, is met behulp van jaarringenonderzoek gedateerd op ca. 1620; althans is de boom waarvan de standerd gemaakt is omstreeks dat jaar geveld.
Het is niet onmogelijk dat de huidige molen rond 1630 gebouwd is. Zowel in 1624 als 1629 had de Veluwe immers veel te lijden van rondtrekkende Spaanse troepen.
Mogelijk is de voorganger van de molen daar ook het slachtoffer van geworden.
De molen blijft voorlopig in handen van meerdere eigenaren: in 1647 is de ene helft van Gerrit Alberts, en de andere helft van de weduwen van Carel en Willem Philipsen.
In het verpondingsregister van 1651 wordt Gerrit Alberts als enige aangeslagen. Hij zal waarschijnlijk toen de molen geëxploiteerd hebben.
Rond 1670 blijkt een helft eigendom te zijn van Gerrit Evertsen. In 1677 verkoopt Cornelis Peters zijn helft aan Arijen Jans van Gelder.
Deze verkoopt dit aandeel in 1705 aan Hendrick Claessen van Gelder.
Na diens overlijden koopt Evert Gerritsen van Gelder deze helft van Hendricks erfgenamen.
Hij overlijdt kort daarop, want in 1720 hertrouwt zijn weduwe met Jan Danielsen Muller.
De andere helft van de molen blijkt inmiddels danig versnipperd, tot delen van 1/32 aan toe.
Jan Danielsen weet in de loop van de 18e eeuw alle aandelen in handen krijgen en wordt daarmee de eerste persoon die we kennen die volledig eigenaar van de Doesburgermolen was.
In 1785 overlijdt Jan Danielsen. Hij moet dan al flink oud geweest zijn.
Zijn erfgenamen waren Herman Teunissen en zijn vrouw Annetje Hermens.
Zij waren waarschijnlijk familie van Jans tweede vrouw, Dirkje Hermens.
Vanaf 1788 gebruikt Hermen Teunissen de achternaam Tijsseling.
Zijn zoon Teunis verkoopt de molen in 1857. Een paar jaar later emigreren zijn kinderen naar Amerika.
Daar is de molen altijd blijven voortleven in de herinnering, en met enige regelmaat komen er Amerikaanse nazaten een kijkje nemen op de voorvaderlijke molen.
De volgende eigenaar werd J.A. Ross. In 1869 kwam de molen in handen van de bekende Edese molenaarsfamilie Van de Craats.
Nadat van 1919 tot 1920 Gerrit van de Wetering eigenaar was kwam de molen aan Breunis Roelofsen.
Zijn zoon Ceel was de laatste particuliere eigenaar van de molen.
In 1950 verkocht hij de Doesburgermolen aan de gemeente Ede.